Sigeric achterna op de Via Francigena

Over Willy Bertiau. Sinds mijn vervroegde pensionering loop ik elk jaar met veel voldoening een drietal weken op één van de camino’s. Toch groeide de zin om iets anders. Zo koos ik voor de Via Francigena, een weg van Canterbury naar Rome. Dikwijls ga ik alleen, tenzij iemand in mijn omgeving naar een stapgenoot zoekt. En dat gebeurt steeds meer. Uit dankbaarheid voor de inzet van de vele hospitalero/as die ik onderweg mocht ontmoeten, maak ik deel uit van de hospitalero-ploeg die de pelgrimsherberg in Antwerpen openhoudt.

De pelgrimstocht. Te voet van Lucca naar Rome langs de Via Francigena (mei – juni 2017).

Het was half mei toen ik met mijn compagnon, Hugo, het vliegtuig naar Bologna nam om dan met de trein naar Lucca te reizen. En meteen in Bologna zijn ze er al: de torens. De vierkante bakstenen torens, sommige hoog, andere nog hoger, sommige recht, andere scheef. We zullen ze nog dikwijls terugzien, met als summum San Gimignano, het Manhattan van Toscane. Niet minder dan 15 van de oorspronkelijk 72 torens bepalen de skyline van het stadje. Waarom ze er staan is niet helemaal duidelijk, maar zeer waarschijnlijk staan ze er enkel om te pronken. Veel is niet veranderd. Nog steeds bouwen we torens, om het hoogst. Kuala Lumpur, Dubai, Shanghai, … de race is nog niet gestopt.

Uiteraard eten we in Bologna onze eerste pasta. Heerlijk, maar qua volume stelt die niet echt veel voor. Zou dat volstaan na een dag stappen?

Daags daarna zijn we naar Lucca gespoord, geen lange reis in kilometers, wel in tijd. Het geeft de gelegenheid om onze reisgids uitgebreid door te nemen. Lucca is meteen een topper. Een volledig omwalde stad, op elke hoek een kerk om u tegen te zeggen. De gevel van de dom met zijn speklagen en talloze figuren lijkt wel een decor van Tomorrowland, zij het in een heel vroege versie.

Torens bepalen de skyline van San Gimignano.

Bevoorrading en onderdak

Mooi, mooi, La vita e bella wanneer we onze eerste stapdag aanvatten. Maar niet voor lang. Het starttraject van 18,2 kilometer is oersaai. De dorpen sluiten aan elkaar aan, zodat we maar enkele honderden meters in open veld lopen. Bijzonder aangenaam is wel de geur van de kleine witte bloempjes die nagenoeg elke tuin sieren. En eveneens positief: de bewegwijzering is prima. Het pelgrimmetje, symbool van de Via Francigena, staat gewoon op elke paal. En dat zal de hele weg het geval zijn. De pelgrim en de rood-witte banden met VF, brengen je feilloos naar de voorsteden van Rome. Met een beetje improvisatie sta je wat later op het Sint-Pietersplein.

Het pelgrimmetje en/of de letters VF wijzen de weg.

Op die eerste stapdag brengen de wegwijzers ons naar een heuse pelgrimsherberg. Niet erg groot, maar best vergelijkbaar met zijn Spaanse tegenhangers. En daar komen we ook onze eerste lotgenoten tegen. Een Frans koppel dat aan het meer van Genève is vertrokken, enkele Italianen, twee Duitsers en een koppel Japanners. Het gezelschap wisselt tijdens de volgende dagen, maar nooit zijn we met meer dan tien pelgrims. Reserveren in een herberg kan doorgaans wel, maar is helemaal niet nodig. Meer dan de helft van onze overnachtingen gebeurt overigens in kloosters en daar is tegenwoordig plaats te over.

Franciscanessen, karmelietessen, benedictinessen en ook wel eens broeders benedictijnen wisselen elkaar af. Dikwijls maken de zusters avondeten. En gelukkig maar, want buitenshuis zijn de porties doorgaans klein, te klein voor een pelgrim, ook al staat er een pelgrimsmenu op de kaart. Of zijn wij zo gulzig? Uiteraard kan je antipasta, primo en secundo piata met contorno nemen om af te sluiten met dolces of fruit, maar dan loopt de rekening aardig op. We zijn tenslotte in Toscane, waar toeristische blockbusters als Lucca, San Gimignano en Siena elkaar opvolgen.

Volgende herberg? Op het topje van de heuvel, uiteraard.

In de kloosters leven meestal nog enkele oude, Italiaanse zusters, gesteund of bedreigd door jong geweld uit de Filipijnen, Congo, Tanzanië, Ghana, Ruanda … Elke orde heeft blijkbaar haar wingewest. Omdat Hugo enkele jaren in Congo heeft gewerkt, spreekt hij Swahili. Wanneer hij de zusters in hun taal aanspreekt, krijgen we enkel stralende gezichten te zien. Maar ik stel me toch de vraag hoe dit gaat evolueren wanneer de oudere zusters er het bijltje bij neerleggen. Kandidaat-pelgrims, die deze evolutie voor willen zijn, kan ik enkel aansporen: ‘Niet talmen, doe het nu, want dit is uniek’.

In Abbadialsola, een aardig, klein dorp, nemen we niet alleen deel aan het jaarlijks feest, we komen er ook midden een opleiding van kandidaat-hospitaleros terecht. Een vijftal jongeren leert er het reilen en zeilen van een herberg kennen. Wij zijn gewillige proefkonijnen. Bij het onthaalritueel hoort een voetwassing, afgerond met het kussen van de voeten. Voor de huidige hospitalero die zich hult in een cape met sint-jakobsschelpen, is dit ritueel zeer belangrijk. Of zijn opvolgers er ook zo over denken, zal nog moeten blijken.

Veel kloosters op de Via Francigena, maar soms ook een pelgrimsherberg.

Landschap en weer

Over het landschap in Toscane hoef ik niet lyrisch te doen. Iedereen kan zich wel iets voorstellen bij het zacht golvende landschap met de eeuwig groene cipressen. Boven op de heuvel liggen pittoreske dorpen of stadjes. Toch kan het glooiende landschap behoorlijk pittig zijn. Voor veel van de dagtochten geldt overigens dat er nergens proviand te kopen valt. Voldoende eten meenemen is de boodschap. Drank hoeft niet, want fonteintjes met drinkbaar water zijn her en der te vinden.

In Toscane loop je meestal door een open landschap. Af en toe zijn er bossen die deel uitmaken van een natuurreservaat. In de schaduw van de bomen is het natuurlijk heerlijk lopen. Onze langste dagtocht liep door bossen. We hadden zelf voor een lichte afwijking op het normale traject gekozen: de weg naar Abbadia, een ommetje van 5 kilometer op de normale route van 33 kilometer. De lokroep van een abdij had ons beet. Doodmoe kwamen we eraan. Maar Abbadia is geen abdij (meer). Het is een commercieel knooppunt van baanwinkels met in zijn schaduw een middeleeuws stadje waar ook de voormalige abdij thuishoorde. Van een pelgrimsherberg geen spoor. Toch wil de pastoor ons helpen. Hij heeft een huisje voor pelgrims. Wij moe, maar gelukkig daarheen. Er kwam iemand mee om ons de sleutel te bezorgen en iemand anders kwam de geiser aansteken. Toen de deur openging, stonden we voor een hok waar alles stonk en het vuil zich opstapelde. Ondertussen deed iedereen moeite om het ons zo aangenaam mogelijk te maken. Weigeren kon niet meer … Dus beste pelgrim: ‘Volg de officiële route naar Radicofani en laat Abbadia links liggen’.

Typisch Toscaans landschap.

Na Toscane volgt het gewest Lazio. En dat zal je weten. Op de grens heeft Toscane zijn afvalverwerkingsbedrijven en vervuilende industrie op een hoopje gelegd. Eens daar voorbij verandert het landschap ook heel snel en je waant je plots in Duitsland, Frankrijk of de Ardennen. Het typisch Toscaanse landschap is weg. Boven op de heuvels staan windmolens. En er zijn velden vol zonnepanelen.

Maar daar ligt ook het meer van Bolsena, mooi verscholen tussen de bomen. Twee dagen lang speelt het verstoppertje met ons. Weer een heuvelrug verder zijn we in het land van Nutella. Dagenlang lopen we door boomgaarden met hazelaars. Nieuwe plantages breiden het bestaande areaal verder uit. Beetje beangstigend wel wanneer je landbouwers in witte overalls, voorzien van gasmaskers, op hun tractoren tussen de bomen ziet laveren, terwijl een wolk nevel achter hen blijft hangen. In het rijk van de choco is alles te vinden voor de zoetbekken: naast de smeerchoco in verschillende kleuren vind je choco-ijsjes, -taarten, -snoepjes, noem maar op.

We naderen Rome en ontmoeten enkele pelgrims die op de terugweg zijn. Gaan ze te voet terug naar huis? Hebben ze Rome de rug toegekeerd? Of zijn ze op weg naar Compostela? Hier en daar zien we een gele pijl. Maar die zijn wel heel schaars. St.-Jakobskerken en -beelden daarentegen kom je regelmatig tegen.

In een voorstad van Rome overnachten we bij de Suoredelle Poverelle. Het lijkt wel een vakantiekolonie. Een honderdtal zusters zit er te picknicken. Maar nee. De zusters uit de ruime omgeving komen er samen om morgen naar hun kapittel in Bergamo te gaan. Om vijf uur ‘s morgens vertrokken ze en we hebben het geweten.

Aankomst op het Sint-Pietersplein.

Wat later vertrekken wij voor onze laatste dag. Op de heuvels rond Rome raken we voor het eerst de weg kwijt. In de hoop een glimp van de Sint-Pietersbasiliek op te vangen, lopen we door de heuvels rond de stad. We zien weliswaar koepels van alle maten, maar niet dé koepel. Tot het lukt en een uur later staan we op het grote plein, met onze rugzakken. Dat hadden we nooit verhoopt. Wij dachten dat we uit veiligheidsoverwegingen niet met rugzakken op het plein zouden mogen komen. In een kantoortje op het plein halen we ons ‘testimonium’ (‘compostela’) op en fier als een gieter gaan we op de foto. Alweer een fijne ervaring rijker.

Login met je gegevens

Je gegevens vergeten?